In veel wateren in Nederland komt de brasem voor. Zowel in kleine als grote rivieren, maar ook polderwater, sierwater, zandafgravingen, kanalen en tichelgaten (kleiput). De brasem is een echte scholenvis, ook de grotere exemplaren zwemmen in groepjes.
Op de goede plekken graven ze samen, in de modder of het zand, op zoek naar voedsel in de vorm van bodemdiertjes. De brasem komt voornamelijk in diepere gedeeltes van de wateren voor. Alleen ’s avonds en ’s nachts komen ze op ondiepe oevers. Door de grote aantallen en het formaat is de brasem een populaire vis voor de hengelsport, zeker voor de wedstrijden is de brasem een belangrijke vis.
Bij het vissen op de brasem is het voeren erg belangrijk. Er moet voldoende levend eetbaar materiaal inzitten, zodat de brasem op de voerplek en gelijk ook de visplek blijft. Het aas wat aan de haak zit moet stil op de bodem blijven liggen. Als aas zijn maden (vliegenlarven), casters (vliegenpoppen) en zoete maïs het beste om te gebruiken. Vaak wordt er ook vanille en zoetstoffen toegevoegd aan het lokvoer.
0 reacties